Leerlandschap voor genetisch onderwijs
‘Onderwijs moet niet beginnen in methodeboeken, maar met het waarnemen van verschijnselen’, aldus Martin Wagenschein.
Rond het jaar 2000 heb ik twee jaar als docent beeldende vorming gewerkt en ervoer toen wat je met inspirerend onderwijs kunt bereiken. Maar ik maakte ook kennis met de obsessies voor effectiviteit, meetbare resultaten (Cito) en cognitie. Er was nauwelijks samenhang tussen de vakken en haast om de methodes uit te krijgen leidde tot oppervlakkigheid.
In 2012 werd ik getroffen door het inspirerende ideaal van genetisch onderwijs, waarvan de Duitse natuurkundige en pedagoog dr. Martin Wagenschein (1896-1988) de grondlegger is. Onderzoek toont aan dat zijn benadering tot veel meer begrip, betrokkenheid en inzicht leidt.
Genetisch onderwijs vertrekt vanuit de waarneming van het fenomeen. (zoals licht, gesteenten of een historische figuur) Er wordt een exempel (specifieke lesstof) ontwikkeld waarin de brede context ontsloten wordt en verschillende vakken (domeinen) aan bod komen. Een voorbeeld is ‘de uitvinding van de boekdrukkunst’ waarin kinderen in de huid van Gutenbach kruipen (theater) en deelgenoot worden van zijn probleem. Ze worden ook uitvinder, gaan experimenteren (techniek), krijgen informatie over zijn tijd (geschiedenis), schrijven brieven (taal) maken drukproeven (beeldende vorming) reizen met hem mee (aardrijkskunde) en vertellen dit verhaal door de opbrengsten te tonen (expositie). Dit onderwijs wordt geïmplementeerd in bestaande schoolgebouwen maar verdient betere ruimtelijke condities omdat deze huisvesting niet aansluit op de ruimtebehoefte van genetisch onderwijs. Dit onderwijs vraagt om een gelaagde structuur waarin actieve zones zoals werkplaatsen, expositie en experiment afgewisseld worden door ruimten voor concentratie en observatie en een wisselwerking tussen binnen- en buitenonderwijs.
De locatie ligt in het historische centrum van Gouda zodat deze context gebruikt kan worden in het onderwijs. Het Raamkwartier kenmerkt zich door een grote diversiteit aan bewoners, en dito woningvoorraad. Op de locatie, die zich uitstrekt van de Raam naar de Vest, heeft ooit een Plateelfabriek gestaan en was oorspronkelijk volledig volgebouwd. De fabriek is gesloopt met de bedoeling er woningen te bouwen. Dit is gedeeltelijk gedaan, maar niet afgemaakt. De restruimte is een onbestemde asfaltvlakte die dienst doet als parkeerterrein. De stad is hier kapot. De aanpak van de locatie bestaat uit het aanhelen van de stad waardoor de binnenstedelijke structuur met stegen, hoven en kleine pleintjes weer wordt hersteld.
De school is ontworpen als een dorp middels een reeks huizen en hoven. Ieder huis vormt een kleinere wereld binnen het grotere geheel van de school en heeft een eigen functie. Er zijn twee clusters rondom een besloten hof ontworpen met huizen voor de kleuters en middenbouw waarin stamgroepsruimten een veilige uitvalsbasis vormen. Naarmate leerlingen ouder worden vergroot de wereld zich letterlijk doordat ze steeds meer buiten de eigen stamgroepsruimte onderwijs volgen in de grotere domeinhuizen die tussen deze clusters in liggen. In de bovenbouw vindt al het onderwijs plaats in de domeinhuizen; zoals het huis van de aarde met domeinruimten voor aardrijkskunde en geschiedenis, het huis van de kunst met atelier, theater en ontmoeting of het huis van de wetenschap. Domeinhuizen hebben ook een werkplaats, ruimte voor experiment, instructie en ruimte om werk te tonen.
De huizen zijn zodanig ontworpen, verschoven en geschakeld dat er een typologie ontstaat die ontdekking stimuleert maar ook plekken biedt voor concentratie. Vanuit het onderwijs wordt veel geproduceerd; zoals tekeningen, objecten en sculpturen. Dit werk wordt getoond in de centrale expositieroute op de verdieping die dwars door de school loopt. De huizen ontvouwen zich links en rechts langs deze ruggengraat in een ruimtelijke sequentie, de overgang wordt steeds gemarkeerd door een houten kader waardoor het volgende huis betreden wordt. De tussengelegen hoven faciliteren de wisselwerking tussen binnen- en buitenonderwijs en liggen als een verrassing aan de semi publieke steeg die zich precies onder de route op de verdieping bevindt. De werkplaatsen liggen aan deze steeg en tonen middels vitrines het werk. De kolommen die de kopgevels dragen vormen coulissen en markeren de overgang tussen de steeg en de hof. Hier wordt verstoppertje gespeeld, over lichtbanen gesprongen en om kolommen gerend.
De poreuze typologie van hoven en huizen, de routes en de ruimtelijke organisatie vormen het ruimtelijk model waarin het pedagogisch ideaal mogelijk wordt. De samensmelting van pedagogie en architectuur resulteert in een hybride gebouw waarin spelen, leren, observeren en experimenteren samenhangend en zichtbaar zijn.